Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [19]Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van Juda; daarna [20]troostte zich Juda, en ging op tot [21]zijn schaapscheerders naar [22]Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, de Adullamiet. 19. Hebr. toen de dagen vermenigvuldigd waren; dat is, toen er een goede tijd gepasseerd en nochtans Sela aan Thamar niet gegeven was. 20. Dat is, hij legde zijn rouw af; verg. boven, hfdst.37 vs.35. 21. Want in de scheringen was het gebruikelijk gastmalen te houden, en met de vrienden vrolijk te zijn; 1 Sam.25:36. 22. Een stad niet ver van Adullam gelegen, naderhand aan den stam van Juda ten deel gevallen; Joz.15:57. Men leest ook van een Timna, gelegen in Dan; Joz.19:43.